Bedrijfsfilantropie vergt een zorgvuldige afweging. Alleen dan win/winsituatie voor bedrijf en fonds mogelijk.
Bedrijfsfilantropie floreert, of het nu gaat om donaties, om maatschappelijke investeringen of om in kind bijdragen. Er is groei, er is zichtbaarheid en er is relevantie voor de samenleving. Editie 2022 van ‘Geven in Nederland’ (VU Amsterdam) laat over het jaar 2020 twee dingen helder zien. Allereerst: bedrijven en huishoudens zijn samen verantwoordelijk voor bijna 80% van het jaarlijkse geefgeld en de helft hiervan komt van bedrijven. In de tweede plaats wordt geconstateerd dat, terwijl de giften van huishoudens en kansspelen afnemen ten opzichte van vorige jaren, de rol van het bedrijfsleven juist toeneemt in omvang.
Kritiek en wantrouwen
Is het alleen maar ‘halleluja’ voor bedrijfsfilantropie? Ik denk van niet, want met de grotere belangstelling en het zich publiekelijk manifesteren van bedrijfsfondsen is er ook kritiek en wantrouwen. Wellicht wordt dat niet primair veroorzaakt door het functioneren van deze bedrijfsfondsen. Het heeft vaak meer te maken met hoe de achterliggende bedrijven zelf omgaan met de inrichting van hun core business.
Soms is er kritiek op bedrijven wegens hun beleid of gebrek aan beleid inzake duurzaamheid, terwijl zij zich wel actief betonen op het gebied van bedrijfsfilantropie. Soms zijn critici van mening dat de belangen van klimaat en omgeving onvoldoende worden meegenomen in de bedrijfsstrategie. En dat er in bredere zin iets mis is met de opvatting van bedrijven over goed ondernemerschap. Dat bedrijven zich niet alleen zouden moeten laten leiden door aandeelhoudersbelangen maar eerder door een uitgebalanceerd geheel van stakeholdersbelangen waaronder die van personeel, klanten en de maatschappij in brede zin naast die van aandeelhouders.
De kritiek en het wantrouwen ten opzichte van het bedrijfsleven heeft soms niet eens te maken met het feitelijke gedrag van bedrijven maar met de publieke perceptie van dit gedrag, vooral van bedrijven, die zich profileren met bedrijfsfondsen. De morele lat ligt wat dat betreft juist hoger voor bedrijven die filantropie hebben omarmd.
Kritiek ontrafelen
Het bedrijfsleven ligt dus soms onder vuur en daarmee ook de gerelateerde bedrijfsfondsen. Zij moeten een ingewikkelde koorddans uitvoeren. Uiteraard kunnen we die kritiek en dat wantrouwen onmiddellijk relativeren door erop te wijzen dat we leven in een tijd van wantrouwen en snelle, vaak ongenuanceerde oordelen over andere belangrijke maatschappelijke actoren, zoals de politiek (‘ze luisteren niet; het gaat alleen om eigenbelang’), de wetenschap (‘zo maar een mening’), de media (‘altijd op zoek naar de bevestiging van een hypothese door hen zelf geformuleerd’); de goede doelen (‘ze zijn te duur, het blijft allemaal aan de strijkstok hangen’).
Toch is het van belang kritiek serieus te nemen, te ontrafelen, de moed te hebben duidelijk te maken wat onzin is en populistisch gewauwel, maar ook de moed te hebben om toe te geven dat er verkeerde afwegingen of zelfs fouten worden gemaakt. Want soms is kritiek gedeeltelijk of geheel terecht.
Het morele kompas
Tegen deze achtergrond moeten bedrijven die uiting willen geven aan hun wens om terug te geven aan de maatschappij via bedrijfsfondsen of bedrijfsfilantropie in brede zin, zichzelf een aantal vragen stellen en hun positie bepalen. Laat ik een aantal van deze vragen en dilemma’s noemen. De belangrijkste vraag bij de legitimering van bedrijfsfilantropie heeft niet te maken met wat bedrijfsfondsen doen en hoe, maar waarom. Wat drijft een bedrijf?
Als de motivatie vooral samenhangt met het positieve imago of omdat filantropie modieus is dan zal men vroeg of laat door de mand vallen. Dat werkt averechts zowel voor het bedrijf als voor de filantropie. Er zal daarentegen een oprechte wens moeten zijn om terug te geven aan de maatschappij. Het draait om het morele kompas dat wordt gehanteerd: een geloof, een wereldbeeld, een mensbeeld, SDG’s – de Sustainable Development Goals van de VN. Uiteraard zal er ook een component van eigenbelang zijn. Maar het gaat om de balans.
Waarden en normen
Een tweede vraag heeft te maken heeft met publiek vertrouwen en legitimering van bedrijfsfilantropie. Het gaat om de harmonie tussen de waarden en normen van een bedrijfsfonds en de die waarmee de core business van het bedrijf wordt uitgevoerd. Als een bedrijf een fonds heeft maar zich verder niets gelegen laat liggen aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid dan ontstaan er problemen. Er ontstaat een beeld van greenwashing. Dat hoeft niet te betekenen dat het bedrijf bijvoorbeeld volledig duurzaam moet zijn voordat het begint met filantropie want het gaat om een proces. Maar de intentie om duurzaam te worden moet er zijn en er moet serieus worden gewerkt aan dat proces. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat men met de rechterhand (filantropie) de problemen aan het oplossen is die met de linkerhand (bedrijf) zijn veroorzaakt.
Good governance
Als derde punt noem ik de inhoudelijke missie en de inrichting van een bedrijfsfonds. De missie moet niet een rechtstreekse relatie hebben met de core business, omdat het de vraag zou oproepen waarom de uitgaven hiermee gemoeid niet gezien kunnen worden als een gewone kostenpost zoals elk bedrijf die heeft. Als een voedingsbedrijf bijvoorbeeld een bedrijfsfonds heeft dat zich richt op onderzoek naar voedingsmiddelen die het bedrijf in productie wil nemen dan kan die twijfel worden geuit. Het eigen belang is dan groter dan het algemeen belang.
Het voorgaande betekent niet dat een bedrijfsfonds iets moet doen dat totaal niet is gerelateerd aan het werk van een bedrijf. Zo richtte de Bernard van Leer Foundation haar activiteiten op het kind in achterstandssituaties terwijl de Royal Packaging Industry Van Leer haar geld verdiende in de verpakkingsindustrie: heel nobel want volstrekt geen eigen belang ten aanzien van inhoud, maar zover hoeft men niet te gaan.
Ik vind het mooi als er een wat subtielere relatie is tussen de missie van de foundation en de core business van het bedrijf. Een goed voorbeeld is de Achmea Foundation, die initiatieven met een innovatief karakter ondersteunt op het terrein van landbouw, gezondheidszorg en financiële dienstverlening. Achmea als bedrijf is een financiële dienstverlener en zorgverzekeraar en wordt gekenmerkt door een agrarische achtergrond en coöperatieve identiteit.
Aangaande de inrichting van een bedrijfsfonds vraagt de governance extra aandacht. Het is prima en zelfs verstandig dat er mensen vanuit het bedrijf (in geval van een familiebedrijf ook de oprichter/directeur-grootaandeelhouder) in het bestuur zit, maar de bestuursleden zijn wel onafhankelijk, hebben een mandaat, nemen beslissingen zonder last en ruggespraak. Los daarvan is het wenselijk om ook outsiders in het bestuur van het fonds te hebben.
Onafhankelijkheid
Mijn vierde punt hangt samen met het vorige: juist omdat de bestuurders/leden van de raad van toezicht onafhankelijk zijn, is het van groot belang dat het bedrijf bij de oprichting van een fonds uitvoerig spreekt over missie, strategie en voorgenomen activiteiten van het fonds. Soms heb ik gezien dat een bedrijf van mening was dat haar belangen werden geschaad door initiatieven/werkzaamheden van het eigen bedrijfsfonds. De verhouding verkoelde dan en de mogelijkheden van het bedrijfsfonds om naar buiten te treden werden dan vaak beperkt.
Omdat de meeste bedrijfsfondsen niet werken met een eigen vermogen (endowment) gegeven door het bedrijf maar met afdrachten uit de winst, dreigt het gevaar dat deze afdrachten ‘met redenen omkleed’ worden gereduceerd. Net zo belangrijk is het overigens voor de foundation om zicht te hebben op de strategie van het bedrijf, om te voorkomen dat men als fonds belemmerd wordt in het functioneren of dat men zich gaat schamen voor het bedrijf waar men een band mee heeft.
Dit alles pleit dus voor een constituerend beraad bij oprichting van het bedrijfsfond. Bedrijf en fonds moeten tot overeenstemming komen over de vraag binnen welke grenzen de onafhankelijkheid van het fonds wordt gerespecteerd. Het is goed om die overeenstemming periodiek maar niet te frequent tegen het licht te houden, zodat het fonds weet binnen welke marges kan worden geopereerd. Tot zover enkele vragen en dilemma’s die bedrijven moeten adresseren en beantwoorden.
This article is also published by the Dutch Digital Platform on Philanthropy and Social Investments ‘De Dikke Blauwe’ (Walburg Press).