Skip to main content

Toen ik President Biden onlangs zag tijdens een speech, nadat de Amerikanen Afghanistan hadden verlaten, bekroop mij dat vreselijke gevoel dat politiek en politieke statements kennelijk gevangen moeten zitten in ‘calculated opinions’: meningen die de waarheid niet primair willen verwoorden, maar die worden geventileerd om een positief effect te bereiken bij de mensen van wie je afhankelijk bent. Zijn speech kwam erop neer dat de oorlog in Afghanistan, succesvol kon worden afgerond: ‘mission accomplished’. Het is waarschijnlijk te pijnlijk gezien de opofferingen, zowel financieel maar vooral menselijk aan beide kanten van het conflict, om als President van de Verenigde Staten te kunnen zeggen: wij hebben gefaald, dit is de derde oorlog op een rij die we hebben verloren, we hebben de complexiteit van de situatie ter plaatse niet onderkend, nog los van de vraag of wij het morele recht hadden onze waarden en normen te exporteren naar andere culturele ‘settings’.

De Amerikaanse politiek verschilt in dit opzicht niet zo veel van wat zich in andere landen voordoet, zelfs niet in Nederland. Het gaat altijd weer om ‘calculated opinions’. Een Tweede Kamer die aandringt op nagenoeg volledige transparantie van al het politieke overleg tussen en met regeringspartijen, wil kennelijk inspelen op het gevoel bij de kiezers dat ’alles in achterkamertjes wordt bedisseld’. Bij de recente formatie blijkt dan dat al die partijen, die aandrongen op transparantie, niet heen kunnen om de functionaliteit van vertrouwelijke gesprekken met elkaar.

Ook het bedrijfsleven ontkomt niet aan de ‘calculated opinions’. Steeds vaker zien we dat bedrijven duurzaamheid zeggen te omarmen, omdat dit in de ogen van de klanten, van wie zij afhankelijk zijn, als belangrijk wordt ervaren. De realiteit is dat het vaak gaat om symboliek en ‘greenwashing’. Banken en andere financiële instellingen verdringen zich om aan te geven, dat zij bezig zijn met ‘impact investing’, investeringen die niet alleen een financieel maar ook een maatschappelijk rendement hebben. Natuurlijk hebben bijna alle investeringen wel impact ook in termen van maatschappelijk rendement. De producent, die gewoon gezondheidsslippers voor de markt produceert, beseft plotseling dat er een sociaal rendement is. Maar het gaat uiteindelijk om het echte verhaal bij ‘impact investing’: is men bereid financieel rendement op te geven ter wille van het maatschappelijke rendement en wil men dat maatschappelijke rendement ook echt in kaart brengen en monitoren.

Het kritisch deelnemen aan het maatschappelijk debat is kennelijk ook iets dat niet zonder meer kan worden verwacht van universiteiten en de academische wereld. Steeds vaker kan men lezen dat zelfcensuur niet moet worden onderschat en verband houdt met onder andere de projectfinanciering van onderzoek door externe partijen met duidelijke belangen. Het leidt tot ‘calculated opinions’. Instituut Clingendael wees hierop en Argos besteedde in Mei dit jaar een uitzending aan dit verschijnsel onder de titel ‘De wetenschapper onder vuur: zelfcensuur is een reëel risico’.

Hoe staat het wat dat betreft met de filantropie? Moet men daar ook blazen en het meel in de mond houden? Fondsenwervende instellingen willen soms tegemoetkomen aan het onderbuikgevoel van hun donateurs door te zeggen dat bijna 100% van de donaties direct ten goede komt aan de missie. Met andere woorden er is geen strijkstok of slechts een klein strijkstokje van ‘overhead’ uitgaven. Sommige goede doelen proberen zelfs hun overhead apart te financieren, zodat de rest van de donateurs de illusie heeft dat er geen overhead is. Men zou natuurlijk de moed moeten hebben voor het echte verhaal in plaats van de ‘calculated opinion’, en het echte verhaal is: uiteraard maken wij kosten want wij willen een professionele job uitvoeren. Overhead is geen verspilling maar voegt waarde toe.

Vermogensfondsen met een eigen ‘endowment’ of een structurele bron van inkomsten zitten zo te zien makkelijker in hun pak, zij zijn onafhankelijk en kunnen hun onafhankelijkheid inzetten om duidelijke standpunten over belangrijke thema’s neer te zetten. Maar hier geldt, dat dit voor sommige vermogensfondsen makkelijker zal zijn dan voor andere. Er is een diversiteit van vermogensfondsen: familiefondsen, bedrijfsfondsen, private fondsen, lokale fondsen en loterijfondsen. Ik kan mij voorstellen dat er meer vragen kunnen zijn over onafhankelijkheid bij bedrijfsfondsen (het belang van het achterliggende bedrijf) en bij familiefondsen (de reputatie van de familie) dan bij private fondsen, zoals de Van Leer Foundation. Bij Van Leer is er geen sprake meer van een familie of van een bedrijf als mogelijke belemmering voor het innemen van een onafhankelijke positie.

In zijn algemeenheid geldt echter, dat de fondsen, zowel fondsenwervende instellingen als vermogensfondsen, stevig zijn gepositioneerd om met privaat geld het publieke doel op een onafhankelijke manier te kunnen dienen.

We zouden ons in de fondsen wereld bewust moeten zijn van de unieke positie die wij innemen. ‘Calculated opinions’ kunnen worden vermeden; fondsen kunnen risico’s nemen en mogen controversieel zijn in hun stellingname. Filantropie mag schuren, het draagt alleen maar bij aan onze eigen legitimering.

This article is also published by the Dutch Digital Platform on Philanthropy and Social Investments ‘De Dikke Blauwe’ (Walburg Press).