International Philanthropy Research Conferentie in Turijn
Op 23 September 2022 vond in Turijn de International Philanthropy Research Conference plaats met ongeveer 30 vertegenwoordigers uit de Europese fondsenwereld en 30 uit de wereld van filantropie onderzoek in Europa. Bijna 4 jaar geleden begon ik met de voorbereiding als adviseur van de Compagnia di San Paolo. Sinds 2020 hadden we een Stuurgroep voor de feitelijke organisatie van deze conferentie. Behalve de Compagnia maakten ook Philea en ERNOP daar deel van uit.
Waarom deze conferentie?
Doel van de internationale conferentie was om de relatie tussen filantropie en filantropie research verder te versterken. Wat zijn de onderwerpen die moeten en kunnen worden onderzocht en die van essentieel belang zijn voor het functioneren van de filantropie? Hoe gaan we vormgeven aan die nauwere samenwerking tussen filantropie en onderzoek en hoe gaan we dit financieren? Zelf heb ik de ‘framing paper’ voor deze conferentie geschreven onder de titel ‘Imagining the Future of Philanthropy Research in Europe’ en hield ik de openingsspeech.
De basis was gelegd door Philea en ERNOP
Gelukkig is er al een basis gelegd voor een nauwere samenwerking tussen filantropie en filantropie research toen in 2019 een ‘memorandum of understanding’ werd getekend tussen European Foundation Center (nu Philea) en ERNOP. Dit document zegt: ‘EFC believes that academic research on philanthropy can further help profile and professionalise the European philanthropy sector, increase its impact and enhance its legitimacy.’ And ‘ERNOP acknowledges the need that academic output should pay attention to its practical implications. Researchers should design research projects that are rigorous and relevant for philanthropy practitioners without losing academic quality.’
Het belang van research voor de filantropie is nu belangrijker dan ooit
Toch is er een aantal redenen waarom een nauwere relatie tussen filantropie en filantropie research nu meer dan ooit van belang is. In mijn boek ‘Filantropie terug naar de Tekentafel’ ga ik uitgebreid in op dit onderwerp. Fondsen worden geconfronteerd met een nieuwe realiteit. Ze groeien in aantal en in omvang; ze worden belangrijker en worden gezien als partner voor het oplossen van complexe problemen in een samenwerking met elkaar en met overheden; ze worden zichtbaarder. Kortom filantropie is relevanter geworden en wil ook relevant zijn. De agenda van veel fondsen is ambitieus. Echter er is sprake van een filantropie paradox, want op hetzelfde moment dat het belang toeneemt zien we ook dat er wantrouwen is in de maatschappij en dat er kritiek is. Er worden vragen gesteld over relevantie, over de bron van het filantropische geld, over transparantie en breder over de legitimering van de filantropie. Wat is hun ‘license to operate’?
In mijn boek ga ik uitvoerig in op deze paradox en op de vraag hoe de sector hiermee moet omgaan, maar in de context van dit artikel wil ik alleen aangeven dat praktisch gericht onderzoek naar de plaats van filantropie in de democratie ten opzichte van spelers als overheid en bedrijfsleven belangrijk is. En er zijn vele andere onderwerpen die vragen om verdieping, zoals: impact evaluatie, de relatie tussen fondsen en hun grantees, missie gerelateerd investeren, grondoorzaken kennen van problemen voordat met overgaat tot donaties. Kortom in de huidige tijd die wordt gekenmerkt door disrupties, zoals Covid-19 en de oorlog in de Oekraïne, is er behoefte aan een krachtige research infrastructuur om kritisch denken van fondsen te versterken, om nieuwe trends te onderbouwen, om modeverschijnselen te ontmaskeren en bij te dragen aan ‘good judgment’.
Ondanks positieve ontwikkelingen zijn er uitdagingen
Ook al zie ik dat filantropie en filantropie research naar elkaar toe groeien, toch is het niet allemaal koek en ei. Ik wil wijzen op twee belangrijke uitdagingen. Allereerst heeft filantropie research behoefte aan data, data uit de dagelijkse praktijk van fondsen. Als fondsen van mening zijn dat research wat kan leren van de dagelijkse praktijk en dat zij, de fondsen, kunnen profiteren van toegepast onderzoek, dan zouden de fondsen in mijn ogen veel genereuzer moeten zijn in het ter beschikking stellen van data voor onderzoek.
De tweede uitdaging is hoe filantropie onderzoek moet worden gefinancierd. Fondsen zijn geneigd vooral te willen betalen voor onderzoek dat een onmiddellijke relevantie heeft voor vragen die zich op fonds niveau aandienen. Maar volgens mij heeft filantropie research twee andere doelstellingen en ook die moeten worden gefinancierd. Allereerst betreft dat onderzoek naar zaken, die nog niet direct relevant zijn. Ze liggen zogezegd om de hoek en staan nog niet echt op het radarscherm van fondsen. Als voorbeeld noem ik het potentiële belang van ‘behavioural economics’ en artificiële intelligentie voor de filantropie. Filantropie zou deze rol van research, die ik aanduid met de term ‘look-out function’ moeten waarderen en daarvoor discretionaire financiering op tafel moeten leggen. Datzelfde zou ook moeten gelden voor de rol van filantropie research als alter ego van de filantropie, de luis in de pels. Als voorbeeld noem ik dat fondsen hun missie soms inhoudelijk voortzetten voor een lange reeks van jaren en daarbij dezelfde strategieën en instrumenten hanteren, zonder dat daar kritisch naar wordt gekeken. Research zou fondsen wat dat betreft scherp kunnen houden. Zowel de ‘look-out function’ als de luis in de pels vragen om een stuk vrije financiering van filantropie research.
Hoe kunnen we de financiering van research borgen
Wie moet het onderzoek gericht op ‘look-out function’ en ‘luis in de pels’ financieel ophoesten? In mijn paper voor de Internationale Conferentie in Turijn pleit ik voor de oprichting van kennis platforms op het nationale niveau met een publiek-privaat karakter. Een dergelijk platform brengt een aantal partijen bij elkaar: de relevante universiteiten (die een afdeling/leerstoelen hebben op het gebied van filantropie research) de nationale associaties van fondsen en enkele prominente private spelers zoals fondsen, filantropen, family offices en bedrijven. Het betekent een ‘pooling’ van publieke en private middelen om dit deel van het wetenschappelijk onderzoek te laten plaatsvinden in een niet-commerciële omgeving. Zoals gezegd moet de financiering hiervoor deels komen van de universiteiten zelf (het publieke deel). Ik vind het tamelijk bizar dat universiteiten in Nederland steeds vaker bezig zijn met het optuigen van een infrastructuur (zoals aparte afdelingen voor fondsenwerving en eigen fondsenwervende universiteitsfondsen) om filantropisch geld voor de universiteit als geheel te genereren, terwijl men de allocatie van gelden voor filantropieonderzoek zelf onderbedeeld.
Er zullen ongetwijfeld argumenten zijn waarom mijn voorstel ten aanzien van kennisplatforms niet wenselijk of haalbaar is. Echter mijn hoop is dat deze gedachte de relevante spelers in de sector van de filantropie inspireert om na te denken over het realiseren van de achterliggende doelstelling. Want meer dan ooit heeft de praktijk van de filantropie behoefte aan robuust en praktijkgericht onderzoek en heeft onderzoek behoefte aan de toegang tot echte data en praktijkervaring.
Lees hier mijn paper ‘Framing the Issue: Imagining the Future of Philanthropy Research in Europe’
Mijn presentatie in Turijn werd gevolgd door die van Prof. Renee Bekkers, Hoogleraar Filantropie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
This article is also published by the Dutch Digital Platform on Philanthropy and Social Investments ‘De Dikke Blauwe’ (Walburg Press).